Thema’s > Geschiedenis
De Hittieten waren oorspronkelijk afkomstig uit Zuid Rusland en Centraal Azië. Ze kozen Hattuşaş tot hoofdstad en heersten van de 19de tot de 13de eeuw v. C. over Klein Azië. Het volk ontwierp een geheel van 200 wetten, die betrekking hadden op alle mogelijke misdaden. Op moord, zwarte magie en diefstal stond een geldboete en teruggaven van goederen. Op burgerlijke ongehoorzaamheid, verkrachting en sodomie stond de doodstraf. Als betaalmiddel gebruikten ze zilveren staven of ringen.
Reeds meer dan 10.000 jaar geleden ontwikkelden zich op het grondgebied dat nu Turkije heet oude culturen. In enkele grotten bij Antalya trof men vlak na W.O. II de oudste sporen van bewoning in Turkije aan. Er werden 10.000 jaar oude werktuigen gevonden. Rond 7.000 v. Chr. ontstond er bij Konya een nederzetting die uitgroeide tot de eerste stad ter wereld die een irrigatiesysteem gebruikte en vee hield: Catal Huyuk genaamd.
Met het optreden van Alexander de Grote in de antieke wereld begon een nieuw tijdperk in de geschiedenis, in het bijzonder voor Turkije. Nog maar 21 jaar oud, stak Alexander in 334 v. C. de Hellespont over aan het hoofd van een leger van ongeveer 35.000 Macedoniërs en Grieken, met het doel de Griekse steden te bevrijden en het Perzische Rijk te veroveren.
In 330 stichtte keizer Constantijn de nieuwe hoofdstad Constantinopel, daarmee tegelijkertijd de neergang van Rome en de splitsing van het Romeinse Rijk in een oostelijke en een westelijke helft symboliserend. Terwijl de westelijke helft in 476 ineenstortte, overleefde het oostelijk deel (het Byzantijnse Rijk genoemd, naar de naam Byzantium van de vroegere Griekse stad op die plaats) tot 1453, toen de Osmanen het ten slotte ten val brachten.
Op Turks grondgebied vindt men vooral in de kuststreken overblijfselen van de Griekse, Romeinse en Byzantijnse cultuur (Pergamon, Milete, Troje, Efese, Aspendos, Side…).
Osman I is de grondlegger van wat nu bekend staat als het Turkse Rijk. Dit gebeurde rond het jaar 1.300. Osman I was de eerste sultan van dit rijk. Begonnen als een kleine Turkse nomadenstam, ontwikkelden de Osmanen zich uiteindelijk tot de macht die het Byzantijnse Rijk omverwierp en de regio de zes eeuwen daarna beheerste. De naam Osmaan, Osmanli in het Turks, is afgeleid van hun eerste leider Osman Gazi.
De Osmanen maakten Bursa in 1326 tot hun hoofdstad. Ze werden terug gedrongen door een Mongoolse inval onder Tamerlan vanuit Centraal Azië in 1402. Ze herstelden zich en in 1453 nam Sultan Mehmet II Constantinopel in na een beleg dat begon op 5 april 1453 en eindigde met de inneming op 29 mei van dat jaar.
Mehmet (sedertdien de Veroveraar genoemd) begon aan het herstel van de stad en in 1470 kwam het Topkapi paleis (Topkapi Sarayi) gereed als nieuw keizerlijk paleis en de grote Fatih Camii, Moskee van de Veroveraar, het eerste moskee complex in zijn soort. Verder herbevolkte Mehmet de stad met Turken, Grieken, Armeniërs en Spaanse joden.
Tegen het einde van de 15de eeuw was Istanbul, zoals de stad nu heette, de rijke, welvarende hoofdstad van een groot rijk. Onder Selim de Verschrikkelijke sterkte het rijk zich uit tot Perzië, Syrië en Egypte. Deze sultan stierf onverwacht in 1520 tijdens de voorbereidingen voor een grote veldtocht tegen Europa.
Het Osmaanse Rijk bereikte zijn hoogtepunt onder Selims zoon Süleyman, in het westen bekend als de Grote. Alleen bij Wenen faalde deze militair, wat Europa redde van verdere Osmaanse expansie. De buit en belastingen van de overwonnen landstreken gebruikte Süleyman om Istanbul te verfraaien met mooie gebouwen en moskee complexen, waarvan de Süleyman moskee de grootste is.
Met Süleymans zoon Selim II de Zot zette in 1566 het gestage verval van het Osmaanse Rijk in. Dit verval wordt voor een belangrijk deel geweten aan het instituut van de harem. Historici verwijzen naar deze periode als de Vrouwenregering, waarin opeenvolgende ambitieuze vrouwen en moeders de sultans van de staatsaangelegenheden afleiden.
Burgerlijke onrust verzwakte het rijk verder. Het stond in de 19de eeuw bekend als de zieke oude man van Europa. Het Osmaanse Rijk verloor steeds meer gebied tot het rampzalige bondgenootschap met Duitsland in de Eerste Wereldoorlog er definitief een einde aan maakte.
Na de Eerste Wereldoorlog – Turkije had meegevochten aan de kant van Duitsland en behoorde dus bij de verliezers – werden grote delen van het tegenwoordige Turkije bezet door Franse, Italiaanse, Engelse en Griekse troepen. Een bevrijdingsbeweging, met aan het hoofd generaal Mustafa Kemal (de latere Atatürk), dreef de Franse en vooral de Griekse troepen terug.
Kemal Atatürk, Vader der Turken 1881 1938 organiseerde de groeiende Turkse nationalistische beweging die het voorstel van de geallieerden tot opdeling van het Osmaanse Rijk eenparig verwierp. Zijn inspanningen werden bekroond met het Verdrag van Versailles dat in 1923 de Turkse soevereiniteit erkende over een gebied dat ongeveer overeenkomt met de huidige grenzen.
De resterende vijftien jaren van zijn leven voerde Atatürk een reeks vergaande hervormingen door om Turkije te verwestersen en te integreren in de moderne wereld. Hij maakte een einde aan het kalifaat, verbande de sultan, schafte het ministerie van Religieuze Zaken af, ontbond religieuze orden, nam eigendommen van de geestelijkheid in beslag en verbood godsdienstonderwijs.
In 1928 was de scheiding tussen islam en staat volledig en was Turkije volgens de grondwet een seculiere staat.
De dood van Atatürk op 10 november 1938 was een grote schok voor Turkije.
In de 2e WO wist Turkije tot enkele weken voor het einde van de oorlog neutraal te blijven. Sinds de jaren ’50 werd Turkije voortdurend heen en weer geslingerd tussen democratie en dictatuur en hebben er diverse staatsgrepen plaatsgevonden die gepaard gingen met veel politiek geweld.
In 1980 pleegde generaal Evren een staatsgreep. De rust werd hersteld en het terrorisme op bloedige wijze aangepakt. De democratie werd buiten werking gesteld.
Na het aannemen van een nieuwe grondwet werden er in 1983 weer verkiezingen gehouden, waarbij de Moederlandpartij van Özal de meerderheid behaalde. Deze partij besteedde veel aandacht aan het stimuleren van buitenlandse investeringen. Hiervan profiteerde ook het toerisme sinds het midden van de jaren ’80.
Na de dood van Özal in 1993 werd Demirel tot president gekozen en opgevolgd door Tansu Çiller, de eerste vrouwelijke minister-president. Na de verkiezingen in 1995 werd Erbakan de eerste islamitische premier sinds de stichting van de Turkse republiek. Onder druk van het leger werd Erbakan in 1997 tot aftreden gedwongen.
De islamitische Partij voor Recht en Ontwikkeling (AKP), onder leiding van oud-burgemeester Recep Tayyip Erdogan, behaalde bij de parlementsverkiezingen in november 2002 een historische monsterzege. De AKP kreeg 363 van de 550 zetels in het parlement. Dat was net geen tweederde meerderheid, maar de partij kon zonder een coalitiepartner een regering vormen. De centrumlinkse Republikeinse Volkspartij CHP haalde 19,4% van de stemmen, goed voor 178 zetels. Voor alle andere partijen bleek de kiesdrempel van 10% te hoog, zodat de drie partijen die deel uitmaakten van de zittende coalitie van premier Bulent Ecevit – de Democratisch Linkse Partij (DSP), de Moederlandpartij (ANAP), en de Nationalistische Actiepartij (MHP), niet terugkeerden in het parlement. Dat gold ook voor de grootste oppositiepartij, de Partij van het Juiste Pad (DYP) van Tansu Ciller.
In dezelfde maand werd de naam van de nieuwe premier bekend: Abdullah Gül. Gül is de plaatsvervanger van Recep Tayyip Erdogan, die zelf geen bestuursfunctie kon vervullen, omdat hij in 1998 veroordeeld was wegens het aanzetten tot religieuze haat.
In december 2002 sprak de Turkse president Sezer zijn veto uit over een wet die het Erdogan mogelijk moest maken toch zitting te nemen in het parlement. De wet was kort daarvoor door het parlement aangenomen, maar Sezer vond het onjuist om voor slechts één persoon de grondwet te wijzigen. Toch werd de grondwet uiteindelijk gewijzigd en kon hij zich kandidaat stellen bij een tussentijdse verkiezing in het district Siirt. Erdogan won daar met grote overmacht een parlementszetel.
Op vrijdag 14 maart 2003 werd Tayyip Erdogan benoemd als de nieuwe Turkse premier en presenteerde dezelfde dag nog zijn nieuwe kabinet. Het nieuwe kabinet telde 22 ministers, allen behorende tot de AK-Partij, die bij de verkiezingen eind 2002 de absolute meerderheid in het parlement verwierf. Oud-premier Abdullah Gül werd vice-premier en minister van buitenlandse zaken.